Partij 47: A-klasse                                     Ryusuke Mochizuki

Tokyo, 3 januari 2008                                       Verlies opgave

 

De dromen omtrent de nieuwe sportschool werden steeds meer werkelijkheid, en daardoor was het een drukke periode. Letterlijk tot op het allerlaatste moment waren Fred en ik druk met regelen dat de laatste voorbereidingen in de nieuwe dojo goed zouden lopen tijdens ons verblijf in Tokyo. Op schiphol werden de laatste belletjes gepleegd voordat wij voldaan en tevreden in het vliegtuig stapten voor ons volgende avontuur.

Nieuwe dojo!

Het vliegtuig was slechts voor een derde gevuld en dus konden we uitgebreid over een aantal stoelen liggen. Rond 23.30 uur Nederlandse tijd was mijn film afgelopen, en ik besloot wat te gaan slapen. Na wat onrustig dommelen heb ik een inslaper genomen, en toen ik uiteindelijk rond 07.00 uur mijn ogen weer open deed keek Fred me droog aan vanaf zijn ligplek. ‘Gelukkig nieuwjaar’, mompelde hij terwijl hij zichzelf nog eens omdraaide. Niet bepaald een feestelijke nieuwjaarstemming in dat vliegtuig. Ik dacht aan het drukke afgelopen jaar en de vele plannen in mijn hoofd. Zoveel mooie ontwikkelingen afgelopen jaar, wat zou het nieuwe jaar allemaal wel niet gaan brengen?

We kwamen moe en gebroken aan in Tokyo. Fred was al een week ziek, maar toch hadden wij ons voorgenomen om gelijk te gaan trainen bij aankomst. Uit ervaring weten we dat wij ons nu eenmaal het beste voelen als we het lichaam even lekker aan het werk hebben gezet. We zaten in de taxi op weg naar de dojo van Fujiwara en voelden ons beide gesloopt en beroerd. Het leek ons dan toch maar verstandiger om dit keer niet gelijk te gaan trainen en onze verslaving geen voorrang te verlenen. In de dojo controleerde ik mijn gewicht (71,1 kg), en we reden door naar ons hotel om in een diepe slaap te storten. Ik werd later wakker met het gevoel een dag geslapen te hebben. Het bleken echter maar twee uurtjes te zijn… Iedere keer hetzelfde liedje met die &*#@-jetlag. Ik dacht aan een stuk dat ik laatst op tv zag over Olympische atleten. Hoe die weken van te voren vertrekken om goed te acclimatiseren in het land waar ze moeten presteren. Wat is het toch een gekkenwerk allemaal.

Met behulp van wat medicijnen toch nog een redelijke goede, kunstmatige slaap gehad. We gingen de volgende morgen op pad om wat spulletjes te kopen in de K-1 shop. Toen heerlijk naast het Tokyo Dome op het terras van Starbucks rustig zitten genieten van de zon en een kop koffie. Het hectische gereis heeft ook zo zijn voordelen. Even helemaal weg van alle dagelijkse beslommeringen hebben Fred en ik daar onze beste gesprekken. Vooral in het kader van de nieuwe sportschool zijn we veel druk met gedachtes wisselen, afstemmen, ideeën bespreken en mijmeren.  Heerlijk om zo de tijd te hebben voor rustig overleg. Verder is het gewoon lekker om een paar dagen lekker te luieren, lezen en tijd te hebben om na te denken en uit te rusten. Fred en ik zijn beiden heel erg goed op onszelf, en veel van onze tijd besteden we dan ook afzonderlijk van elkaar op de hotelkamer met bijvoorbeeld een goed boek.

Die middag zijn we gaan trainen in de dojo van Fujiwara. Uniek. Wat een bijzonder gevoel om in de ring van deze man te mogen trainen samen met mijn eigen sensei. Fujwara keek toe terwijl Fred mij onder handen nam op de pads. De beide mannen van de generatie voor mij die samen zo’n belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het ontstaan en grootmaken van de sport. De twee krijgsheren die samen nog getraind hebben en beide goed zijn voor een onschatbare kennis en diepgang van de sport. Ik was mij bewust van mijn enorme bevoorrechte positie en genoot met volle teugen.

Ondanks dat hij nog hondsberoerd was wilde Fred ook trainen. Hij heeft net als ik ervaren dat het vaak positief werkt om ‘door de griep heen’ te trainen. Hoestend, proestend, blaffend als een zeehond en met het snot voor de ogen werkte hij 6 rondjes af terwijl de mensen om ons heen zich met koeienogen en onbegrip stonden te vergapen aan de soepelheid en het doorzettingsvermogen van Fred. Wat is het toch een bijzondere man en wat heb ik toch een boel gemeen met hem wat betreft instelling en gedrevenheid. Na de training woog ik 69,2 kg, dus we hebben een restaurantje opgezocht en ik heb lekker genoten van een bescheiden bordje eten.

Met wat kunstmatige middelen weer een redelijke nachtrust gehad. De heilzame werking van de training bleef bij Fred echter uit en hij was de volgende dag nog steeds ziek en beroerd. We hadden plannen om wat mensen op te gaan zoeken, maar aangezien het ook in Japan feestdagen waren konden we niemand bereiken. Dus we wandelden weer naar ons vertrouwde Starbucks cafe en gingen weer verder met koffiedrinken, praten, afstemmen en genieten. ’s Middags nog wat geslapen en toen naar de weging en persconferentie. We zaten in de zaal stil en aandachtig te luisteren naar de presentator. Voor ons zat een trainer in een hele foute leren outfit constant het hele lichaam van zijn vechter naast hem te wrijven, kneden en masseren. Hij wreef over de nek en schouders van zijn vechter. Het leek van achteren net alsof hij hem zat te troosten, zo met zijn arm om hem heen, en ik fluisterde naar Hayato (mijn tolk) naast mij: ‘Het lijkt wel of ze op een begrafenis zijn’. Hayato begon te proesten en deed alles wat hij kon om zijn lachkick enigszins stil te houden. De trainer had niet in de gaten dat we om hem zaten te lachen en hij bleef maar kneden en wrijven, echt een vreselijk handtastelijk gezicht. Fred boog voor ons langs en zegt tegen Hayato dat wij in Amsterdam een soort van ‘leather scene’ hebben die hier aan doet denken. De tweede lachkick van Hayoto was een feit en de tranen rolden over zijn wangen.

Mijn gewicht was goed (69,5 kg) en mijn tegenstander Mochizuki woog precies 70 kilo. Na een interviewronde voor pers en tv dus gauw door naar mijn favoriete Indiase restaurant. Ik genoot heerlijk van mijn curry met rijst en voelde de kracht van het eten in mijn lichaam opgenomen worden. Maar aangezien mijn buik al dagen heel weinig voedsel gewend was kwam het eten ook erg zwaar aan en moest ik echt eerst een uur liggen om alles even te laten verwerken.

Op de wedstrijddag stevig ontbeten en toen terug naar de hotelkamer. Daar wat geslapen en gerust en vervolgens met Fred getaped en op naar de Korakuen. Alles vertrouwd en lekker en ik voelde me goed voor alles wat er mocht gebeuren. Gewoon klaar om alles te nemen zoals het komt en te reageren op het moment. De kleedkamers boden natuurlijk geen ruimte voor een goede warming-up en de diverse ruimtes bij de trappenhuizen waren veel te koud. We vonden met moeite een ruimte op hogere etage waar het enigszins aangenaam was. De omstandigheden waaronder ik mij stond warm te draaien voor een topprestatie waren weer eens verre van ideaal en ik realiseerde mezelf weer eens hoe vreselijk onprofessioneel onze sport eigenlijk is. Maar ik voelde me goed en zat er lekker bij. We werden naar de ring geroepen en eenmaal tussen de touwen was ik goed in mijn element.

 

De partij gaat van start en Mochizuki begint te ‘plagen’ met inside lowkicks. Ik blok en zoek naar mogelijkheden. Ik blok nog meer en begin over te nemen en te raken met stoten. Toch zit de dekking van mijn tegenstander goed dicht, en het is moeilijk openingen te vinden. Ik blok gemeen laag en begin me af te vragen waarom die vent in godsnaam blijft doortrappen met dat been. Normaal gesproken stoppen mijn tegenstanders echt wel als ik ze een paar keer op een laag blok heb laten trappen. Een paar keer raakt hij me vervelend op de binnenkant van mijn linkerknie, maar op zich zijn er geen problemen. Einde ronde 1.

Ik krijg de opdracht van Fred om druk te gaan zetten en begin daar dan ook driftig mee in ronde 2. Terwijl ik openingen probeer te forceren wordt ik echter weer een paar keer op mijn knie geraakt en ik besluit wat meer afstand te nemen om vanaf daar weer verder op te gaan bouwen. Steeds weer blokken en stoten, waarom blijft die vent trappen met dat been? Dan wordt ik weer geraakt op de binnenkant van mijn knie. Ik krimp ineen van de pijn en moet acht tellen nemen. Ik verbijt me mentaal en sta op, wetende dat ik hem er nu zo snel mogelijk uit moet halen omdat die plek daar echt te pijnlijk is. We gaan vol in de strijd, maar even later krijg ik weer een tik op exact dezelfde plaats. Mijn knie lijkt te ontploffen, weigert dienst en ik kan er niet meer op staan van de pijn. Ik kan niet verder en moet de scheids zijn tellen laten afmaken.

Fred komt bezorgd in de ring kijken wat er mis is met mijn knie. Vloekend en tierend vraag ik hem mij overeind te helpen omdat ik weet dat er niks stuk is in mijn gewricht. Het is gewoonweg te pijnlijk om op te staan. Verder is de kwaadheid om dit feit en de gevolgen ervan veel groter dan de fysieke pijn. Gefrustreerd en kwaad op het feit dat ik moest opgeven vertrek ik naar de kleedkamer. Daar wordt ik later die avond nog behandeld door twee dames die een soort van accupunctuur deden om de pijn weg te nemen. Enorm pijnlijk wat ze deden, maar aangezien het met goede bedoelingen was heb ik ze maar hun gang laten gaan. En ik moet zeggen dat ik naar omstandigheden mijn knie al snel weer redelijk kon buigen en belasten.

Met wat tegenzin zijn we mee gaan eten met de organisatie. Niet echt in de stemming natuurlijk, maar we hebben onze vriendelijke gastheren zo goed mogelijk te woord gestaan. ’s Nachts lekker lang met Rebecca kunnen bellen en de volgende ochtend met Fred samen geëvalueerd en goed gepraat over verleden, heden en toekomst. 

Zure appels, bittere pillen. Het is zoals het is. Even mentaal alles verwerken. Er zal gauw meer nieuws te lezen zijn over hoe ik de weg verder ga bewandelen.